Duizenden jaren lang hebben mensen en honden een unieke band gedeeld, maar het verhaal van hoe wilde wolven zich ontwikkelden tot onze diverse metgezellen is ouder dan eerder werd aangenomen. Uit een nieuwe studie blijkt dat de fysieke transformatie van honden – van roofzuchtige voorouders tot de rassen die we vandaag kennen – begon in het Midden-Steentijdperk, meer dan 10.000 jaar geleden. Dit daagt de lang gekoesterde overtuiging uit dat kennelclubs uit het Victoriaanse tijdperk de belangrijkste drijvende kracht waren achter de diversiteit van honden.
Vroege tekenen van verandering
Onderzoekers van de Universiteit van Montpellier en de Universiteit van Exeter analyseerden meer dan 600 prehistorische hondenschedels uit een periode van 50.000 jaar evolutie. Door gedetailleerde 3D-modellen te maken, vergeleken ze schedelkenmerken van oude en moderne honden, evenals hun wilde verwanten. Uit de bevindingen bleek dat hondenschedels ongeveer 11.000 jaar geleden, onmiddellijk na de laatste ijstijd, van vorm begonnen te veranderen. Hoewel er nog steeds slanke, wolfachtige honden bestonden, vertoonden velen kortere snuiten en bredere, gedrongen hoofden.
“Het is echt verrassend”, zegt dr. Carly Ameen van de Universiteit van Exeter. “Bijna de helft van de diversiteit die we tegenwoordig in moderne hondenrassen zien, was halverwege het stenen tijdperk al aanwezig in hondenpopulaties.”
De eerste domesticatie
Honden waren de eerste dieren die werden gedomesticeerd, en er zijn aanwijzingen dat er een nauwe relatie bestaat tussen mensen en hoektanden die minstens 30.000 jaar teruggaat. De exacte oorsprong van deze band blijft een mysterie, maar de nieuwe studie levert cruciaal fysiek bewijs van vroege transformaties. Onderzoekers geloven dat de evolutie van honden waarschijnlijk werd aangedreven door een combinatie van factoren, waaronder menselijke interactie, aanpassing aan verschillende omgevingen en veranderingen in het voedingspatroon.
Co-evolutie met mensen
Een ander onderzoek, gelijktijdig gepubliceerd in Science, analyseerde oud DNA van honden die tussen 9.700 en 870 jaar geleden leefden in Siberië, Centraal-Eurazië en Noordwest-China. Dit onderzoek bevestigde dat de verplaatsingen van gedomesticeerde honden vaak samenvielen met menselijke migraties – jager-verzamelaars, boeren en herders. Dit suggereert dat honden al duizenden jaren naast mensen hebben gereisd en in samenlevingen zijn geïntegreerd.
Waarom honden veranderden
Sommige theorieën suggereren dat de aanvankelijke associatie tussen mensen en wolven toevallig was, waarbij wolven zich in de buurt van jager-verzamelaarsgemeenschappen verzamelden. Tamere wolven kregen toegang tot meer voedsel, en mensen vertrouwden er misschien op om karkassen op te ruimen en vroegtijdig te waarschuwen voor roofdieren. In de loop van de tijd leidde deze nabijheid tot selectief fokken, waarbij mensen de voorkeur gaven aan bepaalde eigenschappen.
De langetermijnobligatie
De transformatie van honden van wilde roofdieren naar geliefde metgezellen was een geleidelijk proces dat millennia duurde. Hoewel moderne rassen extreme variaties vertonen, werd de basis voor deze diversiteit al lang vóór het Victoriaanse tijdperk gelegd. Het verhaal van honden is onlosmakelijk verbonden met het verhaal van de mens, een bewijs van een co-evolutionaire reis die beide soorten blijft vormen.
Al tienduizenden jaren is ons menselijke verhaal en dat van onze honden met elkaar verweven. Zoals uit onderzoek blijkt, was er geen weg meer terug toen een hond eenmaal opdaagde voor wat restjes
































