Saturnusmaan Enceladus, bekend om zijn dramatische geisers die uitbarsten uit een ondergrondse oceaan, zou zelfs nog gastvrijer voor het leven kunnen zijn dan eerder werd gedacht. Wetenschappers die gegevens van NASA’s Cassini-missie analyseren, hebben ontdekt dat er voortdurend overtollige warmte uit de noordpool van Enceladus stroomt, wat erop wijst dat er diep onder het ijskoude oppervlak een delicate energiebalans bestaat. Deze stabiliteit gedurende miljoenen of zelfs miljarden jaren versterkt het potentieel ervan als toevluchtsoord voor buitenaards leven.
Sinds 2005, toen Cassini voor het eerst enorme pluimen waterdamp zag losbarsten uit breuken die bekend staan als “tijgerstrepen” nabij de zuidpool van Enceladus, wordt de maan beschouwd als een belangrijke kandidaat in de zoektocht naar leven buiten de aarde. Deze geisers worden aangedreven door getijdenkrachten die worden gegenereerd door de zwaartekracht van Saturnus en die het binnenste van de maan buigen en verwarmen. Deze interne hitte houdt een enorme oceaan van vloeibaar water onder de dikke ijslaag van Enceladus.
De grote vraag: hoe lang heeft deze potentieel levensondersteunende omgeving standgehouden?
Hoewel wetenschappers wisten dat de hitte afkomstig was van het zuidpoolgebied, gingen ze ervan uit dat de noordpool inactief was. Uit nieuw onderzoek blijkt iets anders. Door infraroodtemperatuurmetingen van Cassini te vergelijken tijdens zowel het winter- als het zomerseizoen van Enceladus (in zijn baan) – een periode van bijna tien jaar – identificeerde het team onverwachte warmte op de noordpool van de maan. Deze overtollige warmtestroom is afkomstig van de oceaan die zich 20 tot 28 kilometer onder het oppervlak bevindt, wat wijst op voortdurende activiteit, zelfs in dit ogenschijnlijk slapende gebied.
De gemeten warmteafgifte is aanzienlijk: 46 milliwatt per vierkante meter alleen al afkomstig van de noordpool. Dit klinkt misschien niet zo veel vergeleken met de tektonische platen van de aarde, die ongeveer tweederde meer warmte verliezen, maar over het gehele oppervlak van Enceladus komt dit neer op 54 gigawatt – wat bijna overeenkomt met de energie-input van getijdenverwarming.
Dit nauwgezette evenwicht tussen ontvangen en verloren warmte is cruciaal voor het in stand houden van de oceaan van Enceladus over grote tijdschalen. Als de getijdenverwarming te laag zou zijn, zou de oceaan vastvriezen; overmatige verhitting kan leiden tot onvoorspelbare vulkaanuitbarstingen en kookomstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor potentieel leven. Dit gemeten evenwicht suggereert sterk dat de ondergrondse oceaan van Enceladus al heel lang stabiel en potentieel bewoonbaar is – wat een veelbelovend venster biedt op de levensduur van het leven in barre omgevingen buiten de aarde.
“Begrijpen hoeveel warmte Enceladus wereldwijd verliest, is essentieel om te weten of het leven in stand kan houden”, zegt Carly Howett, planetair wetenschapper aan zowel de Universiteit van Oxford als het Planetary Science Institute. “Deze nieuwe bevinding ondersteunt de bewoonbaarheid van Enceladus op de lange termijn – een cruciaal ingrediënt voor de ontwikkeling van leven.”
Deze bevindingen, gepubliceerd in Science Advances op 7 november, onderstrepen de waarde van uitgebreide missies naar intrigerende hemellichamen zoals Enceladus. Hoewel Cassini zijn missie in 2017 voltooide door zich in Saturnus te storten, illustreert deze nieuwste ontdekking dat waardevolle inzichten nog jaren uit gearchiveerde gegevens kunnen worden gehaald, wat de blijvende wetenschappelijke erfenis van dergelijke ambitieuze inspanningen benadrukt. Een toekomstige ESA-missie die mogelijk in de jaren 2040 van start gaat, zal hopelijk een nog gedetailleerder beeld bieden van de oceaanwereld van Enceladus.































